Een ieder maakt tijdens zijn werk wel eens dingen mee die hij of zij niet snel zal vergeten. Leuke spontane dingen, verdrietige dingen, maar ook emoties zijn herinneringen die voor sommigen een deel van hun leven gaan beheersen. Dat hoeft niet altijd in het negatieve te zijn, er zijn ook herinneringen die je soms terug brengen in een tijd waarbij het je doet denken aan iets waarvan je nu nog in de lach schiet.

Indien je werkt in de uitvaart, dan weet je als geen ander dat jouw vak vaak een gespreksstof kan worden op feesten en partijen. Nou probeer ik dit soort bijeenkomsten zo veel mogelijk te vermijden, maar ook voor mij geldt dat ik op dergelijke bijeenkomsten gevraagd wordt naar verhalen uit de praktijk. Het lastige is dat mijn twinkelende blauwe ogen –nog voordat ik iets heb gezegd- al verraden dat het best fijn is om over mijn werk te praten.

In de groep zit er altijd wel een aangeschoten sukkel bij die begint over het breken van botten, lijken die rechtop gaan zitten, of iemand die zegt dat opa nog zuchtte terwijl iedereen in de kamer afscheid aan het nemen was. Bij deze mensen zit ik het liefst zo ver mogelijk vandaan.

Een heel enkele keer maak je wel eens dingen mee die iets minder subtiel zijn. Vaak onbedoeld, niet over nagedacht of zo maar uit het niets op je pad terecht zijn gekomen. Het ene moment geeft het je bij het zien verdriet of woede, bij het andere schater ik het uit.

Onlangs kwam ik in een ziekenhuis om een overleden te halen. Er was een opgezette buik geconstateerd door de familie en in overleg met de uitvaart onderneming was al besloten om dit probleem te laten verhelpen. Het contact verliep soepel en positief en binnen een uur kon ik al ter plekke zijn om het probleem op te lossen.

Aangezien het onbemande mortuarium afgesloten zit, loop ik via de lange gang richting de receptie om een sleutel te halen. Een beetje slingerend tussen de containers met vuile was, schone bedden en elektrische scooter. In vele gevallen ligt de route naar het mortuarium via de keuken van het ziekenhuis en kijk of er nog wat bekende mensen aanwezig zijn die ik wuivend met mijn hand een fijne dag kan wensen. Keuken personeel die me iets langer kent, weet dat ik hiermee bedoel dat een toetje er bij mij altijd wel in gaat.

Aangekomen (niet van het toetje) bij de receptie zit een bekende jongeman. We babbelen wat, lachen wat en drinken nog snel een kop koffie samen. Teruglopend richting het mortuarium, probeer ik in een bos chaos alvast de juiste sleutel van de deur te vinden. Er zitten plakkers op deze sleutels, maar de tekst is al jaren niet leesbaar. Een mooie puzzel op mijn oude dag.

Eerst een klein nutteloos halletje met daarachter de verzorgingsruimte, 2 grote koelcel deuren en een wasbak. Ja, hier moet ik zijn. Op zoek naar de juiste patiënt kijk ik op de koelcel, speurend naar gegevens van een eventuele patiënt. Geen stickers op de twee grote deuren doen me twijfelen of de patiënt al naar beneden is gebracht of nog op de afdeling zou liggen.

De grote zware hoog-laag tafel trek ik iets aan de kant en open met handschoenen de linker deur van de koelruimte. Een lichaam -afgedekt in een vervuild laken- geeft de bevestiging dat er in elk geval een overledene in de koelcel aanwezig is. Voorzichtig probeer ik met de lompe tafel de overledene uit de koeling te halen. Uiterst voorzichtig, want ik weet dat de mortuarium medewerker zich mateloos stoort aan de beschadigingen rondom de koeling.

Subtiel en zonder problemen rolt de overledene uit de koeling. Meestal bevind zich op het laken wel een sticker met de gegevens van de overledene. Helaas…  Gebruikelijk is ook wel om een teenkaart te gebruiken, een polsbandje, of een sticker op het been. Beginnend bij het voeteneind haal ik het laken los, van de benen tot aan de hals. ‘Wat raar’ mompel ik in mezelf, ‘is er nou echt geen identificatie aangebracht’?

Ik besluit het laken volledig te open en zie tot mijn stomme verbazing dat de overledene volledig naakt, zonder incontinentie materiaal en –volledig respectloos- met een naam sticker op het voorhoofd op de koelplaat ligt. Onvoorstelbaar hoe mijn positieve energie, vanaf het toetje uit de keuken tot aan de koffie bij de receptie, binnen 1 seconde weg gevaagd kan worden.

Hoe zou de familie hebben gereageerd bij het zien van hun dierbare. Ik bedoel…. Soms kom je ergens waarbij de familie besluit om mee te gaan naar het mortuarium. Maar dat is dan even een raar beeld om iemand zo te zien liggen, toch? Het schaamrood stond bij mij in ieder tot aan mijn liezen. Ik kan me slecht verplaatsen in diegene die de overledene zo heeft weg gelegd. Was dit bedoeld als grap, of heeft deze persoon even een moment gehad waarbij die niet zo goed kon nadenken?

Het voorbeeld van hierboven komt gelukkig zelden voor, maar het is wel een voorbeeld waarbij ik me zeer oncomfortabel voel. Maar er zijn ook leuke momenten te noemen. Nooit meer zal ik vergeten dat er midden in de nacht een melding komt van overlijden in een verzorgingstehuis. Onderweg samen met mijn collega in een oude Chevrolet, een wagen met dat prachtige ronkende motor geluid van een 5,8 liter V8. Geweldig!

De kamer waarin de overledene zich bevond was een ruime woonkamer, gedeeld met een mede bewoner en 2 aparte slaap kamers. Door onze stoere verhalen hadden we wel de brancard mee genomen, maar waren we onze verzorgingskoffer vergeten mee te nemen vanuit de wagen. ‘Jij bent de jongste’ zegt mijn compagnon, ‘jij wilt vast wel de koffer uit de auto halen’. Zonder enige twijfel loop ik terug naar de wagen, pak de zwarte koffer en loop terug naar de kamer waarin de overledene zich bevond. Tenminste….., dat dacht ik.

Geen enkele seconde had ik gekeken naar het kamernummer en elke deur ziet er warempel het zelfde uit. Nou ben ik niet de domste en had de deur niet in het slot gedaan, zodat ik in elk geval zonder aan te bellen weer naar binnen zou kunnen. Zoekend naar een open deur kom ik inderdaad terug op de kamer. Er brand wat licht, zie de overledene op het bed, maar waar is mijn compagnon?

De koffer zet ik op een tafel, doe de handschoenen vast aan en met een wit schort voor mijn zwart pak wacht ik op mijn collega. Toch is er in mijn hoofd een stemmetje die het niet helemaal met me eens is. Zonder verder nog te twijfelen buig ik me over de overledene en druk ik op de alarmbel. ‘Mevrouw, waarmee kan ik u helpen’ vraagt een vriendelijke damesstem vanuit het intercom systeem. Het geluid is zo hard, dat de overledene er wakker van werd. Toen pas realiseerde ik me dat ik helemaal niet in de juiste kamer stond, maar dat bij toeval deze deur niet was afgesloten en ik naast een nog levende bewoner in mijn beschermende kleding stond te wachten op mijn compagnon.

Soms komen dingen gewoon op je pad, deze keer letterlijk en figuurlijk. Beginnend aan mijn nacht dienst belt een –inmiddels ex collega- vanuit de auto naar me toe. Er is vaak zo veel te bespreken na een lange dienst, dat het aangenaam kan zijn ook nog wat vrolijke gesprekken te voeren. Omdat het de eerste warme dag van het jaar is, babbelen we wat over vogels, de zon en de schitterende dagen die in aantocht zijn.

Tijdens haar rit naar huis merk ik dat de manier van praten iets veranderd. Je kunt soms horen aan een stem dat er –zonder er zelf bij te zijn- iets aan de hand is. Er valt een kleine stilte en benieuwd waarom ze niks meer tegen me zegt, roep ik haar naam door de telefoon.

‘Klein momentje hoor, ik zie al zo slecht in de nacht, maar er zijn allemaal blauwe zwaailampen in de verte. Ik moet me even concentreren op de weg. Er is hier vast iets gebeurd, maar ik zie alleen maar een leren jas op de weg liggen, het lijkt een motor jas’.

Ongeveer 2 uur later krijg ik een melding op mijn telefoon. De politie komt met een verkeersslachtoffer mijn kant op. De vervoerder van het stoffelijk overschot tilt met zijn collega een draagbare kunststof lijkkist naar binnen. Aan de gespannen gezichten en de manier van lopen is duidelijk te zien dat het behoorlijk wat inspanning vraagt.

Bij het openen van de kist, tilt de vervoerder lichaamsdelen op de onderzoeks tafel. Er is niet zo veel meer van over en krijg het vermoeden dat het hier gaat om een ongeval van een persoon met een trein. Eerst twee losse benen, daarna een hoofd en vervolgens twee losse armen. ‘Help je even mee Edwin’ roept de vervoerder. ‘Pak jij deze kant’?

Ik knipper nog eens met mijn ogen, ze zien de twijfel, maar tegelijkertijd verraden mijn pretogen dat er iets aan de hand is. Alles wat er nog in de kist te vinden was, is een grote leren jas, een motor jas…. ‘Nachtblind’ riep ik. De politie kijkt me verbaasd aan en vragen in koor ‘nachtblind’? Ze begrepen er niets van, maar zelf begreep ik dat de jas die mijn collega op de snelweg had zien liggen de romp van dit slachtoffer moet zijn geweest. 

Terug denkend aan het telefoon gesprek, pakten we met respect het lichaam op om deze voorzichtig op de tafel te leggen, maar ik moet eerlijk bekennen dat er toch stiekem een glimlach op mijn gezicht stond af te lezen.

Edwin Spieard