Print

Misschien een beetje nerveus, ietwat klamme handen en lieg als ik niet eerlijk toe geef dat er een onaangenaam gevoel door mijn lichaam raast. Ik merk het aan de manier hoe ik met mezelf om ga. Meestal trakteer ik mij op slappe speculaas koekjes, maar zelfs hierin heb ik vandaag geen trek.

Wellicht komt dat door het feit omdat ze mijn favoriete grote molen speculaas koeken van een blauw/ gele winkel hebben verprutst. Ze zijn ineens groter en de smaak is niet te vergelijken met de koeken van een half jaar geleden. Wat een vervelende zet, waarmee ga ik in de toekomst ontbijten en mezelf onderweg plezieren, want deze koeken zijn voor mij helaas verleden tijd. Bah!

Nee, dat nerveuze gevoel is veroorzaakt door een telefoontje van vanochtend. ‘Edwin, hoe zit je in je tijd? Heb jij nog ergens een gaatje om bij een familie langs te gaan voor een airbrush?’ Ach, denk ik bij mezelf, dit zijn meestal wel de leukste klussen. Geconcentreerd en met uiterste precisie iemand van een dun laagje make-up voorzien maakt mijn dag doorgaans wel goed.

‘Het is een beetje een eigenaardige familie, ze zijn lastig, luisteren slecht en willen dingen die niet kunnen. We hebben er al wat woorden over gehad, zeker omdat ik vind dat ze op een vreemde manier reageren’, aldus de uitvaartleider.

Ik luister naar wat hij me te vertellen heeft. ‘Maak je borst maar nat Edwin, deze ga je je nog lang herinneren, wat een ingewikkelde familie’. Ik ken deze ondernemer als strak, stipt en correct, waardoor het me verbaast dat uitgerekend hij een probleem zou kunnen hebben bij nabestaanden.

En zo kwam het dat ik met wat klamme handen en zonder trek in de verprutste molen-speculaas ben begonnen aan mijn rit. Velen zullen het herkennen, hoe dichterbij je op je bestemming komt, hoe heftiger een lichaam reageert. Hartkloppingen, zweet, trillende benen, ook voor mij, ook ik heb situaties lichamelijk niet altijd onder controle.

Bijna op de plaats van bestemming kijk ik nog even naar het juiste adres. Het zal je maar gebeuren dat je bij een verkeerd huis op de bel gaat drukken. Alsjeblieft, bespaar me dat. Eigenlijk was dat helemaal niet nodig, want voordat ik het juiste adres had gevonden stond er een vrouw al zwaaiend op de straat.

Ach, denk ik bij mezelf, als ik al zwaaiend wordt ontvangen, dan zal de rest toch wel een eitje zijn. Vrolijk maar met een serieus gezicht spring ik uit de wagen. ‘Mooi dat u er bent, loopt u met me mee naar de kamer waarin hij is opgebaard?  Wat een onwijs mooie kar heeft u bij u’! Glimlachend vraag ik of ze mijn voormalige ambulance bedoelt.

Tot nu toe geen spoor van een moeilijke familie kunnen ontdekken. De sfeer is aangenaam en het gesprek verloopt soepel en zonder problemen. Die klamme handen zijn waarschijnlijk voor niets geweest.

Als we uiteindelijk zijn aanbeland bij de overledene, wordt me in 1 oogopslag veel duidelijk. Een kamer vol met bier, blikjes, flessen, opgestapelde kratjes als meubilair en hier en daar wat viltjes van diverse merken bier hangend aan de wand.

‘Kijk, hier ligt ie. Mooi als altijd, wat is het een mooie jongen, vindt u niet’? Omdat ik bang ben voor een confrontatie geef ik aan dat het inderdaad een hele mooie jongen is. Het verhaal van de uitvaartleider spookt namelijk nog door mijn hoofd, en elke seconde verwacht ik dat er ergens een bom gaat barsten. Een beetje het gevoel dat ik een handgranaat in mijn hand heb, waarvan zij de pin gaat bedienen. Een ietwat onaangenaam gevoel.

‘Maar mevrouw, wat kom ik hier doen? Er is mij verteld dat ik hier naar toe moest voor een airbrush, maar u geeft zelf al aan dat het een mooie jongen is. Wat voegt airbrush toe’? Ze wijkt haar hoofd richting de mijne, kijkt me met vurige ogen aan en zie dat ze zoekt naar subtiele woorden. ‘Heeft die mafkees je dat niet verteld? Hij zit ons alleen maar uit te lachen, ik kan niets met die man’.

Ah, ik voel dat ze iets begint te trekken aan de pin van mijn handgranaat. Nu moet ik opletten! ‘Nee mevrouw, we hebben het er niet over gehad, en eerlijk gezegd maakt me dat ook niets uit. U bent er, ik ben er, dus laten we gezamenlijk de dingen gaan afhandelen zoals u dat wenst’.

‘Maarja, hij verklaart ons voor gek’ zegt ze terwijl de sputters me om de oren vliegen. ‘Maak hem maar roze met een rode neus’. Op dat moment verlies ik mijn professionaliteit en begin spontaan te lachen. ‘Prima mevrouw, dan ga ik dat doen’. Ik zie dat ze slikt, haar bovenlip begint iets te trillen en het vurige in haar ogen veranderen in een zee van water.

Dit zijn van die mooie momenten, ik word me bewust van het feit dat dit het moment is waarin ze wordt tegemoet gekomen aan een wens. Een moment van gerust stelling en acceptatie. Vol geduld wacht ik tot ze weer op aarde is. ‘Meent u dat, u vraagt helemaal niet waarom’?

‘Meid, dat is voor mij helemaal niet van belang. Het zal de wens van u of hem zijn en daar ga ik graag in mee. Al wilt u hem ook rood met witte stippen, het maakt me allemaal niets uit’. In gedachten laat ze de pin van de granaat los en leg ik hem denkbeeldig terug op de kast. Niets geen rare familie, maar een familie met een wens. Een wens die eenmalig kan worden ingevuld.

Samen lopen we naar de wagen, er heerst geen spanning, er heerst geen stress. ‘Mag ik er eens in zitten’ vraagt ze vol enthousiasme. Ze klimt wat onhandig in de voormalige ambu, gaat met haar billen op de brancard zitten en kijkt met een enorm vrolijk gezicht naar alle hoeken van de wagen. Zo cool om te zien hoe een vurige blik kan veranderen als je tegemoet kan komen aan een wens. De hele spanning is van haar af gevallen en het wordt me daar warempel nog gezellig ook.

Terug in de kamer mix ik wat kleuren, pak de airbrush en probeer subtiel wat roze kleur op te brengen. De dame staat naast me te dwarrelen als een jong veulen, ‘niet te subtiel’ zegt ze, het moet ook zichtbaar zijn, ‘zal ik het doen’?  Ik bedenk me geen seconde en geef haar de airbrush. ‘Het was zijn wens, hij heeft altijd gezegd, dat hij na zijn dood roze gespoten wilde worden, en het liefst met een rode neus. Nooit gedacht dat hij zo jong zou sterven, maar deze wens wilden we hem niet ontnemen, wat een ander er ook van denkt’.

Uiteindelijk hebben we er hartelijk om gelachen. De rest van de familie die later op de avond afscheid kwam nemen schaterden het uit. ‘Zie je nou, het is toch mooi dat in dit intens verdriet hij ons nog kan laten lachen’? Tja, zo had ik het niet bekeken, maar het is hem wel gelukt.

Een dag later kreeg ik een app van de zus, een onvoorstelbaar dankjewel omdat ik zonder te twijfelen of in discussie te gaan hem zo mooi had gemaakt. Terwijl ik haar app lees, komt er opnieuw een grote glimlach op mijn gezicht. Een voor mij onbekende jongen, overleden op jonge leeftijd, voor mij de jongen met het roze gezicht en rode neus. Deze jongen maakte zelfs na zijn dood nog vele mensen aan het glimlachen. Is dit mooi of niet?

Rode neus