Print

Een mooie zwoele avond in augustus. Nadat ik heb gezwommen in het bos probeer ik thuis een klein kampvuur te maken. Hier en daar wat kleine takjes en zonder aanmaakblokje probeer  ik vuur te maken. Liggend op mijn knieën blaas ik in de rookontwikkeling. Kleine vlammetjes spelen op en in gedachten zeg ik tegen mezelf –als het knettert, dan gaat het goed-.  Hier en daar spatten wat vonkjes omhoog.

Niet veel later zit ik met een kop koffie bij een warm vuur. Kijkend in de veranderende vlammen laat ik in mijn hoofd de week nog eens passeren. Het was een rare week, volop werk, maar deze zwoele avonden zorgen er voor dat het mijn werk er niet eenvoudig op maakt. Je vergt van jezelf telkens het uiterste om nabestaanden zo goed mogelijk bij te staan door te luisteren naar hun wensen.

Eén van de dingen die me deze week is bij gebleven is een mevrouw die –nog voordat ik ben uitgestapt- op me af loopt. Met de woorden ‘ik wil wel graag een week met u mee’ begon ons gesprek. ‘Goedemiddag mevrouw, dus u wilt wel graag een week met mij mee’ vraag ik verbaasd. Volmondig en met een stralend gezicht bevestigd ze mijn vraag. ‘Dat is heel lief, maar wat doe ik dan in zo’n week denkt u’? Een vraag die ik regelmatig terug stel aan belangstellenden.

Ze kijkt me een beetje geïrriteerd aan en wijst naar mijn voormalige ambu.  ‘Staat op uw auto’ zegt ze. ‘U ziet allemaal extreme gevallen, dat wil ik ook wel’. Ik tel in mijn hoofd tot 10 voordat ik probeer een gepast antwoord te geven, maar bij de 2e tel vliegt het er al uit. ‘U bent dus een sensatie zoeker’?

Haar kleur verandert van normaal naar rood. Ze schiet in de verdediging en probeert me te overtuigen dat dat helemaal niet is wat ze bedoeld. Ik zie dat ze zich vreselijk ongemakkelijk begint te voelen en vraag haar om te vertellen wat ik volgens haar zoal mee maak in een week.  Eigenlijk is het enige wat in haar op komt het woord –ongevallen-.

Haar vraag verbaast me eigenlijk niets. Ik hoor het wekelijks, krijg vele brieven en mail met de vraag of het mogelijk is een dag met me mee te gaan op de auto omdat ik de speciale gevallen zie. Een verminkt lichaam is waarschijnlijk boeiend voor velen, voor mij is het een familie die veel ellende door maakt.

Aangezien ik ruim in mijn tijd zit probeer ik een gesprek op gang te brengen.  De linker voordeur van de auto zet ik iets verder open, draai mijn billen op de stoel naar links en zet mijn benen op de treeplank. Voor mij een houding die comfortabel aan voelt. Ze komt dichterbij me staan en pulkt met haar vingers wat aan haar nagels.

Heel subtiel probeer ik uit te leggen waar Special Death Care nu eigenlijk voor staat. Specialistische overledenen verzorging.  Verwijderen van een ICD, reconstructies, thanatopraxie, airbrush of het verzorgen van een klinische les behoren ook tot mijn werkzaamheden.

Met mijn kennis probeer ik nabestaanden de mogelijkheid te geven om afscheid te nemen van hun dierbare. Soms ontstaan er problemen tijdens de opbaring, waardoor een overledene door bacteriegroei te snel in ontbinding raakt. Via een specialistische behandeling probeer ik de bacteriën iets te versuffen.

Vanzelfsprekend zie ik verkeersslachtoffers tijdens mijn werk, moord en doodslag. Ik stel haar de vraag wat er nou zo boeiend is om verkeersslachtoffers te zien? Wat wordt je er wijzer van? Verminkte lichamen, verbrijzelde kinderschedeltjes, verkoolde echtparen. Ik benoem het maar gewoon zoals ik ze in werkelijkheid aan tref. Ze steekt een vinger in haar mond, bijt er een nagel af en de onderlip begint iets te trillen.

‘Eigenlijk heeft u wel gelijk, ik was me er niet van bewust dat u altijd in emotie uw werkzaamheden moet verrichten’. Haar hoofd zakt iets verder naar beneden. ‘U moet wel heel sterk zijn om dit te kunnen doen’. Heel even valt er een stilte, haar hoofd komt weer omhoog en in haar waterige ogen zie ik verdriet. Ik omschrijf het als plaats vervangend verdriet, verdriet wat zij nu verwerkt omdat ze zich in kan beelden wat nabestaanden voelen bij een verlies.

Ik stap uit de wagen, geef haar een flesje water met een tissue. Als ze weer een beetje terug is op aarde, probeer ik uit te leggen hoe ik hier voor mezelf mee om ga. En laat ik eerlijk zijn, het is in mijn hoofd ook niet altijd een punica oase (voor de ouderen onder ons). Het komt ook bij mij wel eens hard binnen. Schreeuwend verdriet, in elkaar zakkende ouders, vechtpartijen tijdens een confrontatie, het is me allemaal niet vreemd.

Ze bedankt me voor het fijne gesprek en wenst me veel succes. Met het flesje water en de tissue stapt ze op haar fiets. Als ze uit mijn gezichtsveld is verdwenen stap ik achter in mijn mobiele unit om mijn spullen op de brancard te leggen. De klus is immers nog niet geklaard. Ik neem nog snel een slok over datum sinas (dat zijn de besten) en rol de brancard uit de wagen. Bij het sluiten van de deuren stopt er een wagen naast de mijne. Het raam zakt naar beneden en een oudere dame steekt haar hoofd uit het raam. ‘Meneer…. Meneer…. Ik zou wel graag een keer met u mee willen….’

 

verminkte lichamen