Print

Ik weet het me nog goed te herinneren. Een verpleegkundige belt over een sterfgeval van een jongedame. ‘Het was een mooi meisje, maar door de operatie heeft ze een asymmetrisch hoofd gekregen’.  Ze legt me uit dat door een ernstig trauma de hersenen zijn gaan opzwellen, en dat er een operatie noodzakelijk was. Een kwart van het hoofd is met spoed kaal geschoren en een botlap verwijderd. Een ingezakte huidflap rust nu op haar hersenen en er is een hechting zichtbaar van haar achterhoofd tot bovenop de schedel.

Zoals bij iedereen die dit hoort het geval zou zijn, probeer ik mij een voorstelling te maken hoe ze er nu uit ziet. Eigenlijk vind ik het zelf belangrijker om me voor te stellen hoe ze er uit zag zoals haar ouders zich haar herinneren en niet zoals ze er nu uit ziet.

De verpleegkundige belt niet voor niets. Ze weet uit ervaring dat ik het haar van een overledene soms terug kan plaatsen daar waar het is afgeschoren. We spreken af dat ik in de wagen stap om naar ze toe te komen.

Aangekomen op de afdeling zit in de familiekamer een verslagen familie en zie ik verslagenheid bij de verpleging. Het is een aangrijpend moment waarbij ik waak om scherp te blijven. Vader zit met gebogen hoofd, zijn knieën bij elkaar en zijn handen tussen zijn knieën. Niet bereikbaar en intens verdrietig. Moeder zit een beetje gebogen en ritselt iets met een zakje in haar hand.

De verpleegkundige verteld wat er gebeurd is, en ik begrijp waarom de ouders zo aangeslagen zijn. Voordat ik verder in gesprek ga, vraag ik of ik een kijkje mag nemen bij hun dochter. Het beeld dat ik bij het telefoongesprek in mijn hoofd had, blijkt dicht bij de waarheid te komen. Een asymmetrisch gezicht, gedeeltelijk kaal en een blauw oog.  Gelukkig is het haar wat nog wel op haar hoofd zit behoorlijk van lengte.

‘Edwin, je kunt zó veel, kun je iets voor ze betekenen denk je?’  vraagt de verpleegkundige bijna smekend. Ik kijk haar aan, en knik zachtjes. ‘Geen stress meid, ik heb ze lastiger gehad’. Met waterige ogen begint ze te glimlachen, en zegt terwijl ze me een hand geeft ‘topper’.

Terug bij de ouders zit vader nog in dezelfde positie. Moeder  kijkt bij mijn binnenkomst op en ritselt nog steeds met een plastic zakje. Ik vertel wat ik zou kunnen doen, iets van het over gebleven haar weg knippen en verplaatsen naar het kale gedeelte. Een techniek die nagenoeg onzichtbaar kan worden uitgevoerd. Moeder begint te huilen, overhandigt me een foto en het plastic zakje. ‘Dit is van haar’ zegt ze, en vraagt me of ik dit bij haar in de buurt wil houden. Ik besef dat in het zakje het stuk schedel zit die verwijderd was bij de operatie, bedoelt om terug te plaatsen indien ze het zou overleven.

We nemen van elkaar afscheid en spreken af dat ik hun dochter bij hun thuis breng. De verpleegkundige helpt me het meisje op de brancard te leggen, en wenst me sterkte. Het plastic zakje leg ik bij het meisje onder de lakens. Eenmaal in mijn voormalige ambu ga ik er voor zitten. Ik observeer de wond en open de schedel. Gelukkig is het botdeel in het plastic zakje intact en zie dat het eenvoudig terug te plaatsen is in de schedel.  De ingezakte huidflap zit weer keurig op zijn plaats. Het hele asymmetrische is hiermee volledig opgelost. In mezelf bedank ik het operatie team omdat ze zo zorgvuldig zijn omgegaan met materiaal, ook na een overlijden. ‘Super’ denk ik bij mezelf.

Het haar wordt gewassen en lijkt in volume toe te nemen . Heel voorzichtig knip ik haar weg vanaf het achterhoofd, het gedeelte waar ze met haar hoofd straks in het kussen ligt en dus niet zichtbaar is voor nabestaanden. Met een speciale techniek breng ik het terug op het gedeelte wat tijdens de operatie is kaal geschoren.  Aan de hand van een foto probeer ik het kapsel te evenaren. Altijd lastig, want een lok naar links kan op de foto een lok naar rechts zijn. Ik neem de gok, en maak een lok naar links.

Tevreden kijk ik naar haar schedel. Het is symmetrisch, een mooie kuif en de wond is door het terug geplaatste haar onzichtbaar geworden. Met airbush rest mij alleen nog het blauwe oog weg te werken. De huidskleur ga ik bepalen om met uiterste precisie het ooglid weer op kleur te krijgen. Met een vaste hand, en de luchtdruk niet te hoog om het ooglid niet verder te beschadigen, ga ik aan de slag.

Nadat ik de wagen van binnen heb opgeruimd breng ik het meisje terug naar haar ouders. Onderweg bel ik met de verpleegafdeling om te vertellen dat de behandeling is geslaagd. Als de ouders het meisje zien is er een zucht van opluchting. Bij hun, maar ook bij mij. Vader die ik me herinner als een ineen gedoken man, grijpt me bij de schouders en schudt me dankbaar heen en weer. Ik vraag me af wanneer het schudden op zou houden, maar besef dat het zijn manier is om te ontladen.

Een behandeling als deze is mede mogelijk gemaakt door het team op de o.k. en door de verpleegafdeling. Een team die na een overlijden mogelijkheden bekijkt, benut en benadert. Van mij krijgen ze een groot compliment, een dikke 10…